Op 1 december 2018 is een nieuw document ingebracht in een nieuwe 'page' met titel:
" Rechtsherstel als Doelstelling"
Op 11 december 2018 is de inhoud van 'page' "Notitie 3" gewijzigd door het complete document op te nemen.
---------------------
Op 1 februari is onderstaande brief verzonden in een poging om de Minister te bewegen maatregelen te nemen inzake de omissie
van zijn eerdere collegae, te voldoen aan de opdracht van het Hof van Justitie om over te gaan tot instelling van een rechtsinstituut
als in arrest Koebler is aangegeven. Tevens om een mogelijkheid te créëren om op korte termijn tot oplossing van de problematiek
Zvw voor expats te komen.
H.A.Komdeur
15, Route Forest Montiers
80860 Ponthoile.
Frankrijk
Aan Dhr. S.Dekker,
Minister voor Rechtsbescherming
Postbus 20301
2500 EH Den Haag.
Ponthoile, 30 Januari 2019.
Geachte Minister Dekker,
Bij deze wil ik de volgende klacht met betrekking tot de rechtstoepassing door de Nederlandse staat van het communautaire EU-recht aan U voorleggen zoals gesanctioneerd door de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (Ljn bu 7125).
Het betreft hier de invoering van het stelsel van ziektekostenverzekering per 1 Januari 2006, en met name de gevolgen voor de gepensioneerde Nederlanders die hun woonplaats hadden/hebben gekozen in een andere EU-lidstaat en gelijkgestelde landen, dan Nederland.
Het is u uiteraard bekend dat het primaire EU-recht prioritair van toepassing is boven het Nederlandse recht. Hierdoor hebben de Nederlanders die na hun pensionering hun domicilie hebben verplaatst naar een andere EU-lidstaat, gebruik kunnen maken van dit unie-recht, ondermeer volgens artikel 21 VWEU en daaruit afgeleide artikelen. Dit volgt ook uit artikel 94 Grondwet.
Evenwel is er door de Centrale Raad van Beroep, na een procedure voor het Hof van Justitie te Luxemburg ( C-345/09), de gerechtvaardigde eisen van de gepensioneerde eisers in totaliteit afgewezen ( Ljn bu 7125 ). Hiermee werd tevens de instructie miskend als opgelegd door het HvJ om het primaire EU recht hierbij te betrekken. De CRvB heeft hier geen gevolg aan gegeven en zijn uitspraak volledig op secundair gemeenschapschapsrecht gebaseerd.
Daar de CRvB, de in laatste instantie hoogst bevoegde rechter in sociaal-rechtelijke geschillen is, werd deze uitspraak lang als onaantastbaar aanvaard. Evenwel is door vele gedupeerden gezocht naar mogelijkheden gedurende de jaren daarna, om deze uitspraak te herzien, dan wel in eerste instantie de gevolgen te verzachten door de regering te bewegen enkele wijzigingen aan te brengen ten gunste van deze gedupeerde expats. Er is echter nimmer enige medewerking ondervonden van overheidswege in deze.
Na research en studie door een aantal van deze gepensioneerde Nederlanders, in feite geen juristen doch welwillende amateurs, is de mogelijkheid gevonden , door het Hof van Justitie geschapen, om een uitspraak in hoogste aanleg wèl vatbaar te doen zijn voor herziening dan wel teniet te verklaren. Dit wordt mogelijk gemaakt vanuit het arrest Koebler C-224/01, ro.44 t/m 50.
Het blijkt echter dat de Nederlandse overheid in gebreke is gebleven door het niet instellen van een onafhankelijk rechts- instituut als door het Hof van Justitie is bedoeld ter oplossing van een dergelijk geschil.
Het niet vervullen van deze instructie van het Hof van Justitie werd door de toenmalige minister niet nodig geacht omdat een dergelijk geschil zich wel nimmer zou voordoen. Zie hiervoor Kamervragen van het Nederlandse Parlement ( KVR 20039 ISSN 0921-738xSdu Uitgevers ‘sGravenhage 2004 Eerste Kamer, vergaderjaar 2003 – 2004, Aanhangsel 31.) Parlementslid Jurgens (pvda) stelde vragen dienaangande op 9 maart 2004.
De toenmalige Minister heeft, als nader blijkt, zich vergist daar een dergelijk geschil wel degelijk heeft plaats gevonden.
Dit geschil betreft dus de zeer nadelige uitwerking van de Zvw voor de Nederlandse expats wonend in de Eu-staten, welke in aantal in de duizenden beloopt. In de bijlage getiteld « Rechtsherstel als doelstelling » wordt dit alles uitvoerig beschreven en juridisch onderbouwd. Deze bijlage is onderdeel van de website « Rechtsherstel voor gepensioneerde Nederlanders in het buitenland », welke ook oproepbaar is vanuit de Google zoekmachine door invoering van rgnb.info.
Daar rechtsbescherming door rechters kennelijk verwaarloosd wordt, terwijl deze rechtsbescherming van elke EU-burger is opgedragen aan alle rechters in de EU, en dus ook de Nederlandse rechter, vraag ik u als Minister voor Rechtsbescherming, een oplossing aan te dragen voor ons probleem.
Voor een kostbare juridische procesgang ontbreekt de financiële mogelijkheid waardoor wij aangewezen zijn op andere oplossingen. Eén daarvan zou kunnen zijn dat de overheid als voorlopige compensatie voor het aangebrachte nadeel en leed, financiële rechtshulp verleent voor een competente advocaat, indien dit via de CRvB en Hof van Justitie zou moeten worden opgelost.
Het is in het belang van velen, deels hoogbejaarde expats, dat een spoedige oplossing in zicht komt zodat deze nog bij leven een herstel van hun rechten tegemoet kunnen zien.
Met de meeste hoogachting, verblijf ik
H.A.Komdeur.
Bijlage : Rechtsherstel als doelstelling. ( 29 blz. )
--------------------
" Rechtsherstel als Doelstelling"
Op 11 december 2018 is de inhoud van 'page' "Notitie 3" gewijzigd door het complete document op te nemen.
---------------------
Op 1 februari is onderstaande brief verzonden in een poging om de Minister te bewegen maatregelen te nemen inzake de omissie
van zijn eerdere collegae, te voldoen aan de opdracht van het Hof van Justitie om over te gaan tot instelling van een rechtsinstituut
als in arrest Koebler is aangegeven. Tevens om een mogelijkheid te créëren om op korte termijn tot oplossing van de problematiek
Zvw voor expats te komen.
H.A.Komdeur
15, Route Forest Montiers
80860 Ponthoile.
Frankrijk
Aan Dhr. S.Dekker,
Minister voor Rechtsbescherming
Postbus 20301
2500 EH Den Haag.
Ponthoile, 30 Januari 2019.
Geachte Minister Dekker,
Bij deze wil ik de volgende klacht met betrekking tot de rechtstoepassing door de Nederlandse staat van het communautaire EU-recht aan U voorleggen zoals gesanctioneerd door de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (Ljn bu 7125).
Het betreft hier de invoering van het stelsel van ziektekostenverzekering per 1 Januari 2006, en met name de gevolgen voor de gepensioneerde Nederlanders die hun woonplaats hadden/hebben gekozen in een andere EU-lidstaat en gelijkgestelde landen, dan Nederland.
Het is u uiteraard bekend dat het primaire EU-recht prioritair van toepassing is boven het Nederlandse recht. Hierdoor hebben de Nederlanders die na hun pensionering hun domicilie hebben verplaatst naar een andere EU-lidstaat, gebruik kunnen maken van dit unie-recht, ondermeer volgens artikel 21 VWEU en daaruit afgeleide artikelen. Dit volgt ook uit artikel 94 Grondwet.
Evenwel is er door de Centrale Raad van Beroep, na een procedure voor het Hof van Justitie te Luxemburg ( C-345/09), de gerechtvaardigde eisen van de gepensioneerde eisers in totaliteit afgewezen ( Ljn bu 7125 ). Hiermee werd tevens de instructie miskend als opgelegd door het HvJ om het primaire EU recht hierbij te betrekken. De CRvB heeft hier geen gevolg aan gegeven en zijn uitspraak volledig op secundair gemeenschapschapsrecht gebaseerd.
Daar de CRvB, de in laatste instantie hoogst bevoegde rechter in sociaal-rechtelijke geschillen is, werd deze uitspraak lang als onaantastbaar aanvaard. Evenwel is door vele gedupeerden gezocht naar mogelijkheden gedurende de jaren daarna, om deze uitspraak te herzien, dan wel in eerste instantie de gevolgen te verzachten door de regering te bewegen enkele wijzigingen aan te brengen ten gunste van deze gedupeerde expats. Er is echter nimmer enige medewerking ondervonden van overheidswege in deze.
Na research en studie door een aantal van deze gepensioneerde Nederlanders, in feite geen juristen doch welwillende amateurs, is de mogelijkheid gevonden , door het Hof van Justitie geschapen, om een uitspraak in hoogste aanleg wèl vatbaar te doen zijn voor herziening dan wel teniet te verklaren. Dit wordt mogelijk gemaakt vanuit het arrest Koebler C-224/01, ro.44 t/m 50.
Het blijkt echter dat de Nederlandse overheid in gebreke is gebleven door het niet instellen van een onafhankelijk rechts- instituut als door het Hof van Justitie is bedoeld ter oplossing van een dergelijk geschil.
Het niet vervullen van deze instructie van het Hof van Justitie werd door de toenmalige minister niet nodig geacht omdat een dergelijk geschil zich wel nimmer zou voordoen. Zie hiervoor Kamervragen van het Nederlandse Parlement ( KVR 20039 ISSN 0921-738xSdu Uitgevers ‘sGravenhage 2004 Eerste Kamer, vergaderjaar 2003 – 2004, Aanhangsel 31.) Parlementslid Jurgens (pvda) stelde vragen dienaangande op 9 maart 2004.
De toenmalige Minister heeft, als nader blijkt, zich vergist daar een dergelijk geschil wel degelijk heeft plaats gevonden.
Dit geschil betreft dus de zeer nadelige uitwerking van de Zvw voor de Nederlandse expats wonend in de Eu-staten, welke in aantal in de duizenden beloopt. In de bijlage getiteld « Rechtsherstel als doelstelling » wordt dit alles uitvoerig beschreven en juridisch onderbouwd. Deze bijlage is onderdeel van de website « Rechtsherstel voor gepensioneerde Nederlanders in het buitenland », welke ook oproepbaar is vanuit de Google zoekmachine door invoering van rgnb.info.
Daar rechtsbescherming door rechters kennelijk verwaarloosd wordt, terwijl deze rechtsbescherming van elke EU-burger is opgedragen aan alle rechters in de EU, en dus ook de Nederlandse rechter, vraag ik u als Minister voor Rechtsbescherming, een oplossing aan te dragen voor ons probleem.
Voor een kostbare juridische procesgang ontbreekt de financiële mogelijkheid waardoor wij aangewezen zijn op andere oplossingen. Eén daarvan zou kunnen zijn dat de overheid als voorlopige compensatie voor het aangebrachte nadeel en leed, financiële rechtshulp verleent voor een competente advocaat, indien dit via de CRvB en Hof van Justitie zou moeten worden opgelost.
Het is in het belang van velen, deels hoogbejaarde expats, dat een spoedige oplossing in zicht komt zodat deze nog bij leven een herstel van hun rechten tegemoet kunnen zien.
Met de meeste hoogachting, verblijf ik
H.A.Komdeur.
Bijlage : Rechtsherstel als doelstelling. ( 29 blz. )
--------------------
In antwoord op bovenstaande brief is het volgende ontvangen:
Daar dit antwoord in feite vragen op roept, is wederom een brief verzonden gericht aan de minister. Zie hieronder.
H.A.Komdeur
Route de Forest Montiers, 15
80860 Ponthoile.
Frankrijk.
Aan de: Weledele Heer S.Dekker
Minister voor Rechtsbescherming
Turfmarkt 147
2511 DP Den Haag.
Uw kenmerk : 2499486
Datum : 11 februari 2019
Ponthoile, 21 februari 2019.
Geachte Heer Dekker,
Ik heb kennis genomen van uw antwoord als vermeld in uw brief met kenmerk 2499486, waarvoor mijn dank.
Evenwel moet ik constateren dat dit antwoord geen betrekking heeft op de pricipiële vraag met betrekking tot de gevraagde rechtsbescherming.
Waar het hier om gaat is het ontbreken van een onafhankelijke rechtsinstantie, zoals door het Hof van Justitie te Luxemburg, is aangezegd, en zou moeten worden geïnstalleerd volgend uit het Koebler arrest C-224/01, ro 44 t/m 50.
Door het ontbreken van genoemde rechtsinstantie is het voor mij en duizenden Nederlandse gepensioneerde expats in de EU, onmogelijk in beroep te gaan tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, Ljn bu 7125, daar de CRvB als hoogste rechter in sociale aangelegenheden wordt beschouwd en dus de uitspraak bindend is en niet voor beroep
vatbaar.
Hoewel het niet waarschijnlijk is dat zich vele zaken zullen aandienen , ben ik en met mij duizenden expats van mening dat de uitspraak van de CRvB alle kenmerken heeft als bedoeld in het genoemde arrest Koebler en daardoor alsnog vatbaar voor beroep.
Ik verzoek u daarom te willen overgaan tot het instellen van een onafhankele rechtsinstantie als genoemd, en voldaan gaat worden aan het unie-recht.
De bijlage als in mijn eerdere brief, is bedoeld als verduidelijking van de Zvw geschiedenis, alsook de reden, als ondersteuning van het verzoek als vermeld. Zolang echter de CRvB als hoogste rechter in Nederland onaantastbaar is, zal de minister van WVS en het departement en haar organen zich conformeren aan de uitspraak van de CRvB en niet van standpunt veranderen zoals reeds jaren is gebleken, ondanks vele pogingen daartoe vanuit organisaties van gepensioneerde Nederlandse expats in de Europese Unie.
Met belangstelling uitziend naar uw berichten, verblijf ik
hoogachtend.
H.A.Komdeur.
Route de Forest Montiers, 15
80860 Ponthoile.
Frankrijk.
Aan de: Weledele Heer S.Dekker
Minister voor Rechtsbescherming
Turfmarkt 147
2511 DP Den Haag.
Uw kenmerk : 2499486
Datum : 11 februari 2019
Ponthoile, 21 februari 2019.
Geachte Heer Dekker,
Ik heb kennis genomen van uw antwoord als vermeld in uw brief met kenmerk 2499486, waarvoor mijn dank.
Evenwel moet ik constateren dat dit antwoord geen betrekking heeft op de pricipiële vraag met betrekking tot de gevraagde rechtsbescherming.
Waar het hier om gaat is het ontbreken van een onafhankelijke rechtsinstantie, zoals door het Hof van Justitie te Luxemburg, is aangezegd, en zou moeten worden geïnstalleerd volgend uit het Koebler arrest C-224/01, ro 44 t/m 50.
Door het ontbreken van genoemde rechtsinstantie is het voor mij en duizenden Nederlandse gepensioneerde expats in de EU, onmogelijk in beroep te gaan tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, Ljn bu 7125, daar de CRvB als hoogste rechter in sociale aangelegenheden wordt beschouwd en dus de uitspraak bindend is en niet voor beroep
vatbaar.
Hoewel het niet waarschijnlijk is dat zich vele zaken zullen aandienen , ben ik en met mij duizenden expats van mening dat de uitspraak van de CRvB alle kenmerken heeft als bedoeld in het genoemde arrest Koebler en daardoor alsnog vatbaar voor beroep.
Ik verzoek u daarom te willen overgaan tot het instellen van een onafhankele rechtsinstantie als genoemd, en voldaan gaat worden aan het unie-recht.
De bijlage als in mijn eerdere brief, is bedoeld als verduidelijking van de Zvw geschiedenis, alsook de reden, als ondersteuning van het verzoek als vermeld. Zolang echter de CRvB als hoogste rechter in Nederland onaantastbaar is, zal de minister van WVS en het departement en haar organen zich conformeren aan de uitspraak van de CRvB en niet van standpunt veranderen zoals reeds jaren is gebleken, ondanks vele pogingen daartoe vanuit organisaties van gepensioneerde Nederlandse expats in de Europese Unie.
Met belangstelling uitziend naar uw berichten, verblijf ik
hoogachtend.
H.A.Komdeur.
Vervolg:
Nadat mijn eerste brief doorgezonden is naar het Ministerie VWS (volksgezondheid, welzijn en sport) , is een brief ontvangen
van dit ministerie, dd. 20-02-2019, waarvan de inhoud luidt :
"Hierbij bevestigen wij de ontvangst van uw brief.
Gelet op de inhoud van de brief hebben wij uw brief doorgestuurd naar het
ministerie van Justitie en Veiligheid, Directie Voorlichting. Het telefoonnummer van
afdeling is 070 - 3704810."
De verdere ontwikkelingen in deze, zullen u meegedeeld worden op deze 'page'.
Henk Komdeur.
Nadat mijn eerste brief doorgezonden is naar het Ministerie VWS (volksgezondheid, welzijn en sport) , is een brief ontvangen
van dit ministerie, dd. 20-02-2019, waarvan de inhoud luidt :
"Hierbij bevestigen wij de ontvangst van uw brief.
Gelet op de inhoud van de brief hebben wij uw brief doorgestuurd naar het
ministerie van Justitie en Veiligheid, Directie Voorlichting. Het telefoonnummer van
afdeling is 070 - 3704810."
De verdere ontwikkelingen in deze, zullen u meegedeeld worden op deze 'page'.
Henk Komdeur.
Het vervolg:
Per brief van 2 mei 2018 (moet natuurlijk zijn 2019) wordt namens de minister voor rechtsbescherming door Dhr. G.M.Bos , Hoofd Afdeling Juridische, Bestuurlijke en Operationele Zaken, het volgende geantwoord, ingekort door Henk Komdeur: "in de eerste plaats excuses voor het feit dat de beantwoording van de brief langer heeft geduurd dan wenselijk geacht. Dan wordt het Koebler arrest ter sprake gebracht en wordt slechts ingegaan op de aansprakelijkheid voor schade. Voor die aansprakelijkeid moet er uiteraard een rechtsprekende instantie zijn en die is er ook, namelijk de civiele rechter. Aldus Dhr.Bos". Volgens de woordvoerder van Minister Edit Schippers uit het vorige kabinet, had ook deze Minister de opvatting dat de civiele rechter het adres zou zijn om hiertegen te protesteren. Hoewel wij een andere mening zijn toegedaan, zijn wij van plan de civiele rechter in te schakelen . Wij houden u op de hoogte. 7 juni 2019. 21 September 2019.
Na de contacten en briefwisseling met ministerie J&V – Minister voor Rechtsbescherming -, is op instigatie van dit ministerie een beroepschrift ingediend bij de civiele rechtbank te Haarlem. Dit beroepschrift bestaande uit 45 pagina’s plus 4 bijlagen, bevat het verzoek tot rechtsherstel door en vanwege de staat Nederland aangetaste communautaire rechtspositie voor ons allen ; deze aantasting gebeurde door de uitspraak van de CRvB in zijn uitspraak in LJN :BU7125. Dit beroepschrift is verzonden op 21 Juni 2019. Als antwoord hierop is een brief ontvangen van de Rechtbank Haarlem dat deze niet bevoegd zou zijn, (ondanks dat het ministerie verwees naar de civiele rechter) maar slechts de rechtbank ( bestuursrechter ) in Amsterdam. Hiermee verwees dus de rechtbank Haarlem in feite de zaak naar uiteindelijk de Centrale Raad van Beroep tegen wie dit beroepschrift gericht was en dus zou de CRvB hun eigen uitspraak moeten beoordelen. De slager die zijn eigen vlees moet keuren !iermee verwees dus de H Daar deze rechtsgang uiteraard geen enkele zin heeft en uitsluitend tijd en geld kost , is een veweerschrift opgesteld, gericht wederom aan de rechtbank Haarlem en verzonden op 10 Juli 2019. Dit verweerschrift dd. 1 Juli 2019 bestaat uit 9 blz., inhoudend hetgeen hierboven is gesteld. Het beroepschrif, als ook het verweerschrift is voor belangstellenden op aanvraag beschikbaar. Daar tot nu toe , op dit moment van schrijven is het inmiddels 21 September, is geen antwoord of reactie ontvangen,reden waarom reeds op 26 Augustus 2019 een verzetschrift bij de rechtbank Haarlem is ingediend. Wij hopen dat daar een reaktie op zal volgen. Ook dit is beschikbaar voor belangstellenden op aanvraag. Voor één van onze gedupeerden zijn we adviseur en behulpzaam in zijn strijd met het CAK. Deze zaak ligt momenteel bij de bestuursrechter bij de rechtbank Den Haag. Wij zullen u op de hoogte houden van de ontwikkelingen. |
|
Het vervolg van de exercitie een beroepschrift in te dienen bij de civiele rechtbank Haarlem, leverde een brief op met de mededeling dat deze rechtbank niet bevoegd was.
De bestuursrechtbank Amsterdam, aan wie het beroepschrift was doorgezonden , kwam ook tot de conclusie in haar beslissing:
De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Daarop is wederom een brief verzonden aan de Minister S.Dekker voor Rechtsbescherming, welke als hieronder wordt weergegeven.
-----
H.A.Komdeur
Route de Forest Montier, 15
80860 Ponthoile
Frankrijk.
Aan de Weledele Heer S.Dekker
Minister voor Rechtsbescherming
Turfmarkt 147
2511 DP Den Haag.
Uw Kenmerk : 2556777
Datum : 18 oktober 2019.
Geachte Minister Dekker,
Naar aanleiding van mijn brief van 30 januari 2019 en antwoord daarop de brief van 11 februari 2019, en vervolg brieven van 21 februari 2019 en uw brief van 2 mei 2019, heb ik uw zienswijze gevolgd en een beroepschrift ingediend bij de civiele rechtbank Haarlem welke mij per brief van 28 juni 2019 meedeelde dat deze rechtbank niet bevoegd was, doch de rechtbank Amsterdam waaraan mijn beroepschrift is doorgezonden en terecht kwam bij de bestuursrechter Amsterdam.
In antwoord daarop ontving ik per brief van 2 juli 2019 een ontvangstbevestiging waarin gesteld werd dat ik bij deze rechtbank in beroep was gegaan, hetgeen in feite niet het geval was, en tevens dat de zaak geregistreerd was onder zaaknummer AMS 19 / 3515 ONBEK. Verder werd gemeld dat mijn beroepschrift niet voldeed aan de voorwaarden gesteld en zou alsnog een copie van een besluit moeten worden ingezonden . Aangezien echter mijn beroepschrift niet handelde over een besluit , was het mij dus niet mogelijk hieraan te voldoen. In het beroepschrift is echter duidelijk en omvangrijk uiteengezet dat deze de uitspraak in LJN BU 7125 van de Centrale Raad van Beroep aanvecht.
Op 1 Juli 2019 heb ik een verweerschrift ingediend bij de rechtbank Haarlem daar het mijn wens was om mijn beroepschrift door een civiele rechtbank te doen beoordelen, zoals ook door u aangegeven. Hierop is geen reaktie gekomen.
Op 26 Augustus 2019 heb ik een verzetschrift ingezonden aan de rechtbank Haarlem, ook hierop is door deze rechtbank niet gereageerd.
Bij brief van 7 oktober 2019 van de Rechtbank Amsterdam, Bestuursrecht, is mij meegedeeld dat het beroep vereenvoudigd is behandeld, met aangehecht ‘UITSPRAAK BUITEN ZITTING’ zaaknummerAMS 19/3515. Beslissing : De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Nu dus, èn de civiele rechter èn de bestuursrechter zich beiden onbevoegd hebben verklaard kom ik terug op mijn brief aan U , gedateerd 30 januari 2019. Ik verzoek u mijn klacht als vervat in deze brief te willen behandelen , dan wel mij de mogelijkheid te bieden ingang te verkrijgen bij het Hof van Justitie te Luxemburg om een beoordeling te verkrijgen tot herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep onder LJN BU 7125.
Met de meeste hoogachting, verblijf ik,
H.A.Komdeur.
Bijlage : brief van rechtbank Amsterdam, Bestuursrecht
met ‘ UITSPRAAK BUITEN ZITTING ‘
______
De bestuursrechtbank Amsterdam, aan wie het beroepschrift was doorgezonden , kwam ook tot de conclusie in haar beslissing:
De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Daarop is wederom een brief verzonden aan de Minister S.Dekker voor Rechtsbescherming, welke als hieronder wordt weergegeven.
-----
H.A.Komdeur
Route de Forest Montier, 15
80860 Ponthoile
Frankrijk.
Aan de Weledele Heer S.Dekker
Minister voor Rechtsbescherming
Turfmarkt 147
2511 DP Den Haag.
Uw Kenmerk : 2556777
Datum : 18 oktober 2019.
Geachte Minister Dekker,
Naar aanleiding van mijn brief van 30 januari 2019 en antwoord daarop de brief van 11 februari 2019, en vervolg brieven van 21 februari 2019 en uw brief van 2 mei 2019, heb ik uw zienswijze gevolgd en een beroepschrift ingediend bij de civiele rechtbank Haarlem welke mij per brief van 28 juni 2019 meedeelde dat deze rechtbank niet bevoegd was, doch de rechtbank Amsterdam waaraan mijn beroepschrift is doorgezonden en terecht kwam bij de bestuursrechter Amsterdam.
In antwoord daarop ontving ik per brief van 2 juli 2019 een ontvangstbevestiging waarin gesteld werd dat ik bij deze rechtbank in beroep was gegaan, hetgeen in feite niet het geval was, en tevens dat de zaak geregistreerd was onder zaaknummer AMS 19 / 3515 ONBEK. Verder werd gemeld dat mijn beroepschrift niet voldeed aan de voorwaarden gesteld en zou alsnog een copie van een besluit moeten worden ingezonden . Aangezien echter mijn beroepschrift niet handelde over een besluit , was het mij dus niet mogelijk hieraan te voldoen. In het beroepschrift is echter duidelijk en omvangrijk uiteengezet dat deze de uitspraak in LJN BU 7125 van de Centrale Raad van Beroep aanvecht.
Op 1 Juli 2019 heb ik een verweerschrift ingediend bij de rechtbank Haarlem daar het mijn wens was om mijn beroepschrift door een civiele rechtbank te doen beoordelen, zoals ook door u aangegeven. Hierop is geen reaktie gekomen.
Op 26 Augustus 2019 heb ik een verzetschrift ingezonden aan de rechtbank Haarlem, ook hierop is door deze rechtbank niet gereageerd.
Bij brief van 7 oktober 2019 van de Rechtbank Amsterdam, Bestuursrecht, is mij meegedeeld dat het beroep vereenvoudigd is behandeld, met aangehecht ‘UITSPRAAK BUITEN ZITTING’ zaaknummerAMS 19/3515. Beslissing : De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Nu dus, èn de civiele rechter èn de bestuursrechter zich beiden onbevoegd hebben verklaard kom ik terug op mijn brief aan U , gedateerd 30 januari 2019. Ik verzoek u mijn klacht als vervat in deze brief te willen behandelen , dan wel mij de mogelijkheid te bieden ingang te verkrijgen bij het Hof van Justitie te Luxemburg om een beoordeling te verkrijgen tot herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep onder LJN BU 7125.
Met de meeste hoogachting, verblijf ik,
H.A.Komdeur.
Bijlage : brief van rechtbank Amsterdam, Bestuursrecht
met ‘ UITSPRAAK BUITEN ZITTING ‘
______